Excursie strand

Iedereen weer stipt op plaats van afspraak… Zoals vorige week laat onze zonnegod het weer eens afweten. Maar een andere zon – onze gids van dienst – Marleen, verwelkomt ons in het labo en brieft ons wat er deze keer van ons verwacht wordt. Bedoeling is om in een aantal groepjes proefondervindelijk te gaan ontdekken  aan de vloedlijn in het zand, in het zeewater en op het strandhoofd. De uitleg leert ons dat de zeeorganismen die we zullen vinden, niet zomaar los van elkaar moeten gezien worden, maar een ecosysteem vormen. De levende en niet-levende elementen hebben elkaar nodig.

Twee vrijwilligers worden opgeroepen om zich in een kruiersoutfit te hijsen: een groen, plastic laarzenpak (*) . Goed ingeduffeld, kraag omhoog en met spleetoogjes tegen het stuivende zand dalen we met het karretje met onderzoeksmateriaal, samen af naar ‘the place to be’: zee en strand.

Een groepje gaat met een soort zeefbak zand gaan scheppen en zeven op een oppervlakte van ongeveer een vierkante meter. De resterende fracties worden in een emmer gedaan om straks mee te nemen naar het labo voor nader onderzoek.

Een ander groepje zoekt uit met een meetinstrument hoeveel de zoutwaarde is van ons zeewater: het resultaat leert ons de waarde van 35 op dat moment. Blijkbaar schommelt deze waarde naargelang de plaats in de zee waar je meet. Aan de monding van de Ijzer en de Schelde komt heel wat zoet water de zee ingestroomd waardoor de zoutwaarde daalt.  Bepaalde plaatsen in zee worden uitverkoren door vissen om er hun eieren te schieten. Zo’n plaats is bijvoorbeeld in de omgeving van zandplaten.(**)

We ondervinden dat zand een grove korrel heeft (proef met zand in de handpalm en door vingers laten glijden) in vergelijking met bv. klei die in de hand zou blijven liggen. Verder leren we ook bij dat wanneer er azijn bij zand gegoten wordt, er zuurstofbelletjes opstijgen en het zand a.h.w. oplost door de aanwezigheid van kalk in de zandkorrels. (vgl. met gebruik van azijn om een koffiezetapparaat te ontkalken). We krijgen ook te zien via het proefje van het rodekoolsap gemengd met zeewater, dat het zeewater roze wordt, wat wil zeggen dat zeewater een base is (houdt ergens verband met de zuurtegraad, de ph-waarde, als ik me goed herinner).

De attractie van de avond zijn natuurlijk onze twee kruiers van dienst, Jan en Dirk, die als echte stoere vrijwilligers, de aanstormende golven trotseren voor het goede doel… ons labo-onderzoek! Eerst even tot aan de knie, maar wat later zag je ze moedig tot aan de middel hun sleepnet (constructie van ijzeren buizen,  muskietengaas en primaire ‘skietjes’) door het wilde water trekken. Ze weten van geen ophouden.

Marleen roept ons allemaal nog eens bijeen om op het strandhoofd (!) – géén golfbreker dus – van het laatste groepje te horen hoe zeepokken, mossels en de schaalhoren zich vasthechten aan de stenen van het strandhoofd. De zeepokken hechten zich met een soort kleefstof vast, de mossels met draden (**)en de schaalhoren zuigt zich vast. Ook de zeester gebruikt zuignapjes. Ze is meestal te vinden zo ver mogelijk aan het hoofd, dieper in het water, want in de droogte overleeft ze niet.

Ondertussen vliegen steenlopers over en naast onze hoofden naarstig op zoek naar voedsel. Zij trekken zich schijnbaar niets aan van dit stormachtige koude weer.
Het schuim uit de zee spat langs alle kanten op. Prachtig om te zien dit natuurfenomeen, maar opletten voor ons fototoestel!
Blijkbaar zijn er in het zeewater microscopisch kleine plantjes (algen) die kolonies vormen. In grote hoeveelheden klitten ze aan elkaar vast en hechten zich in een soort gelatine (eiwitten). Op het moment dat de kolonies afsterven, worden de eiwitten door de golven tot schuim opgeklopt. Hoe meer fosfaten en nitraten (vervuiling) in zee, hoe meer algenproductie in de zee.

Terug wandelend richting dijk, ontdekken we het biestarwegras en de zeepostelein, twee plantjes die aan de vloedlijn kunnen overleven en die het zand vasthouden. Op deze manier komt er lichte duinvorming. Het helmgras die wat hoger en verder ligt, heeft zoet water nodig en gaat hiervoor desnoods heel diep met zijn wortels.

Wat verder in het duin bekijken we de duinflora : per twee onderzoeken hoe plantjes zich aanpassen aan hun omgeving en leefomstandigheden.  Ik herinner me o.a. muurpeper (klein vetplantje die water opslaat in zijn blaadjes) en zandzegge die met een ondergrondse horizontaal wortelgestel om de vier knopen een nieuw plantje boven het zand laat schieten en op deze manier a.h.w. een geweven tapijt vormt in het duin. De andere plantjes die we bespraken ontsnappen me op dit moment.

De mooie ondergaande zon achter ons latend (jàwel, de zon was toch nog even komen piepen), trekken we het labo in om ons materiaal onder de microscoop te gaan bekijken. Ongelooflijk wat we allemaal te zien kregen! Kleine pissebedden, garnaaltjes, larven van vissen, het zanderig kokertje van een kokerworm, enz…  Maar het allermooiste die ik te zien kreeg waren de open en dichtgaande zeepokken (****)   in een potje water! Ongelooflijk mooi en wonderbaarlijk!

Ik denk dat ik niet alleen was die genoten heeft van deze (alweer) boeiende avond!

Op naar de volgende!

(*) Kan behoorlijk ruiken, nietwaar, Jan?
(**) Ik vond een leuk microscopisch filmpje van wimperdiertjes die bewegen rond de draden (byssus) van de mossels
(***) Was dat die ‘kindertuin’ of zo…
(****) Zeepokken die aan voortplanting doen, bekijk dit filmpje en wil je nog meer info over zeepokken zie wikipedia

Deze slideshow vereist JavaScript.